Header Image

De honingbij

Honingbijen (Apîs mellîfera) behoren -samen met de hommels, wespen en mieren- tot de vliesvleugelige insekten. Net als de hommels, mieren en een aantal wespensoorten zijn het sociale insekten, dat wil zeggen dat ze in kolonies leven. Het onderscheid tussen honingbijen, hommels en wespen is niet voor iedereen altijd even duidelijk. De meestal donker gekleurde, dikke, behaarde zoemers die in de zomer van bloem tot bloem vliegen zijn hommels. Wespen zijn overwegend geel met een zwarte tekening op het slanke, onbehaarde achterlijf en zijn herkenbaar aan de duidelijk zichtbare ‘wespetaille’. Ze komen vooral in de nazomer in grote aantallen voor en zijn tijdens hun zoektocht naar alles wat zoet is veel hinderlijker dan hommels en honingbijen. Bijen zijn kleiner dan hommels, donker gekleurd, soms met lichtere strepen, licht behaard en vrij schuw. Zolang zij voedsel in de bloemen kunnen vinden, komen zij niet op zoetigheid af maar beperken zich tot bloemen. Ze zullen zelden in uw huiskamer komen.

Het bijenvolk
In de zomer bestaat een gezond bijenvolk uit één eierleggende koningin, 30 tot 60 duizend (vrouwelijke) werkbijen en enkele honderden (mannelijke) darren. De koningin legt van december tot oktober eitjes. In het hoogseizoen tot wel 1.600 per dag. De werkbijen leggen onder normale omstandigheden geen eitjes. Als het volk echter haar koningin verliest en er is geen mogelijkheid om een nieuwe koningin te kweken, gaan de werksters onbevruchte eitjes leggen waaruit darren (mannetjes) ontstaan. Als woning is elke holte geschikt. De bijen bouwen daarin zelf raten met zeshoekige cellen die worden gebruikt als broedkamer en opslagruimte voor honing en stuifmeel. De imker houdt de bijenvolken in houten of kunststof kasten of in strokorven (vooral vroeger).

Ontwikkeling tot volwassen bij
Na drie dagen komt uit het eitje een larve, die door de jonge werkbijen wordt verzorgd en gevoerd met een mengsel van voedersap en honing. De koninginnelarve krijgt voedsel met een andere samenstelling. Als de larven 5 dagen oud zijn worden de broedcellen door de werkbijen voorzien van een poreus wasdekseltje. Na enkele dagen vindt de gedaantewisseling van larve tot pop en van pop tot volwassen bij plaats. Bij een koningin duurt de gehele ontwikkeling 15 dagen, bij een werkbij 21 dagen en darren doen er 24 dagen over. De temperatuur van het broednest wordt door de bijen op 35 °C gehouden.
Het overwinteren van het volk
In de winter bestaat het volk uit ongeveer 15.000 werkbijen en de koningin. De darren werden in het najaar al weggejaagd (darrenslacht). Tijdens de winterperiode komen de bijen niet buiten, maar blijven zo dicht mogelijk bij elkaar zitten en vormen zo een wintertros, z.g. winterzit (let op: geen winterslaap). Door de vertering van honing of een door de imker gevoerde suikeroplossing produceren ze de warmte, die nodig is om de wintertros op de gewenste temperatuur van 10-13 ‘C te houden. Als de temperatuur in het voorjaar buiten boven de 10 ‘C komt, en het is zonnig weer, gaan de bijen weer naar buiten voor een reinigingsvlucht, maar in de eerste plaats om water te halen. De bijen die in het voorjaar en in de zomer geboren worden, bereiken een leeftijd van een week of zes: doordat ze zo hard werken slijten ze snel. Vanaf augustus worden de winterbijen geboren, die kunnen tot 6 maanden oud worden.
Taken van de werkbij
Tijdens de eerste 3 weken na haar geboorte is de bij ‘huisbij’. Ze voert dan taken uit in het volk: larven voeden, cellen poetsen, was produceren, honing indampen en de kast bewaken tegen indringers. Daarna wordt zij haalbij. Bijen verzamelen nectar en stuifmeel uit bloemen en brengen deze naar de kast. De nectar wordt overgegeven aan de huisbijen die deze bewerken, in de cellen opbergen en hiervan honing produceren. De stuifmeelhaalsters bergen zelf hun lading in de cellen op. Ook halen de bijen water voor de temperatuurregeling in het broednest en hars om er propolis (kithars) van te maken waarmee ze kieren in de kast- of korfwand dichtmaken.
De bijentaal
Bijen kunnen door middel van de bijendans aan elkaar duidelijk maken waar ze voedsel hebben gevonden. Een ronde-dans geeft aan dat de voedselbron zich dicht bij de kast bevindt en met een kwispeldans wordt aangegeven op welke afstand en in welke richting het voedsel te vinden is. Buiten oriënteert de bij zich onder andere op de zon en in de kast op de zwaartekracht. Bovendien geven de koningin en de bijen signalen aan elkaar door met behulp van geurstoffen die zij zelf produceren. Elk volk heeft zijn eigen combinatie van geurstoffen. Dit zijn geurstoffen van de bijen zelf en die van het voedsel dat ze verzamelen. Een andersruikende bij is dus een indringer en wordt verjaagd. De “koninginnestof” houdt het volk rustig. Als er minder koninginnestof wordt doorgegeven, doordat de koningin oud wordt of zelfs dood gaat, wordt het volk onrustig en gaat het voor een opvolgster zorgen. De imker merkt aan de onrust in zijn volk dat er iets aan de hand is.
Het zwermen
Het zwermen is de natuurlijke manier van voortplanten voor een bijenvolk: de oude koningin verlaat de kast met een deel van het volk en door het achtergebleven deel worden nieuwe koninginnen gekweekt. Wanneer de imker niet ingrijpt, kunnen er nog een paar zwermen afvliegen en de kast is leeg. Dit is uiteraard niet de bedoeling van de imker en kan bovendien overlast geven voor de directe omgeving. Daarom zullen imkers zoveel mogelijk ingrijpen in dit natuurlijk gebeuren door aan het begin van de zomer het volk in twee volken op te delen en het opkweken van nieuwe koninginnen zorgvuldig in de hand te houden.
naar boven